Oostenrijk, de hoogtepunten (letterlijk)
Wegens drukte heb ik totaal geen tijd gehad om over Oostenrijk te schrijven. Oké, eerlijk is eerlijk, ik had misschien een potje minder Starcraft II kunnen spelen. Maar nu dan toch een post. Van 6 augustus tot en met 13 augustus ben ik een weekje weg geweest om te wandelen in Oostenrijk. Ik was samen met Mickey (orkestmaatje), haar dochter van 13 en een vriendin van haar. En ik moet zeggen: we kunnen best trots op onszelf zijn, want met name twee tochten waren erg pittig.
9,5 uur lopen
Bij aankomst waren de weersvoorspellingen erg slecht, maar uiteindelijk hebben we vrijwel heel de week goed weer gehad. Op zaterdag gingen we op weg naar de eerste berghut. De zwaarte van mijn rugzak viel me erg tegen, hij woog tien kilo! De volgende dag liepen we onze zwaarste tocht: maar liefst negeneneenhalf uur waren we aan de wandel. In het begin was alles prima: een zonnetje, lichte steigingen in het landschap. Maar toen, oef! De lucht werd donker, het pad bestond uit stenen en later uit glibberige sneeuw. En na verloop van tijd viel de sneeuw ook echt uit de lucht.
Ik werd een beetje bang, want de tocht zou al zwaar worden en met sneeuw erbij misschien erg gevaarlijk. Een berggids van de hut die voor ons uitliep verzekerde ons ervan dat het veilig zou zijn. De sneeuwbui hield gelukkig op, maar ik had een beetje dom gedaan. Op het laatste zeer steile stukje naar de top had ik boven m’n tempo gelopen, omdat we hadden afgesproken dat we zouden omkeren. Na het advies van de gids besloten we echter dat we tóch door zouden lopen, maar toen was ik eigenlijk al een beetje te moe. En de tocht werd alleen maar moeilijker!
We moesten nu een stuk over de bergkam lopen, met steile afgronden aan beide kanten. Ik heb hoogtevrees, dus dat leverde een probleempje op. Gelukkig merkte ik dat ik (uit noodzaak?) m’n angst aan de kant kon zetten en met volle concentratie verder kon klauteren en ploegen door de sneeuw. Op bepaalde momenten stonden we tot kniehoog in de sneeuw. We moesten door, want we konden pas rusten na de afdaling tot onder de sneeuwgrens. Het weer zou namelijk in de vroege middag al omslaan, zo had de berggids ons wel gewaarschuwd. Het was trouwens ook behoorlijk frisjes op de top. Ik had m’n thermo-onderbroek aan, m’n broek, een shirt, een fleece, een jas, een sjaal, m’n handschoenen en daar was ik maar wat blij mee.
Na een uitputtende wandeling en afdaling over de bergkam kwamen we eindelijk op een rustplek. Even snel eten en door, want we moesten nog 2 uur verder dalen naar de berghut. Ik was doodop toen we daar aankwamen, maar voelde wel een enorme trots. Niet alleen om het volbrengen van de tocht, maar ook over het opzij zetten van m’n hoogtevrees. Een grote overwinning! Het slechte nieuws daarna was wel, dat onze tocht van de volgende dag naar de Wiesbadenerhütte niet door kon gaan vanaf de eerste hut (de Jamtalhütte). We zouden een sneeuwvlakte over moeten gaan waar het pad volledig onzichtbaar op zou zijn. Stijgijzers en touwen waren daarvoor nodig, en die hadden we niet. Ik zou het niet eens gewild hebben, daar niet van. Dit betekende wel dat we nog verder moesten afdalen, terug naar het dal. Ik zal je zeggen: die twee uur waren HELS. M’n voeten deden pijn, m’n benen deden pijn, m’n schouders deden pijn, alles deed pijn! Een dag later kwamen we er achter dat m’n rugtas verkeerd stond afgesteld voor mijn rug. Toen we dat verholpen hadden deden m’n schouders ineens geen pijn meer.
Klauteren
De tweede zware tocht die we hebben gemaakt was vanaf de Wiesbadener Hütte naar de Saarbrückner Hütte. Inmiddels had ik veel overbodige troep uit m’n tas gemieterd (zo’n twee kilo); die was dus geen obstakel meer voor een fijne wandeling. De wandeling van deze dag leidde ons langs een pittoresk riviertje, maar na een tijdje keken we uit tegen een steile bergwand. Slik. Ik wil niet eens weten hoe hoog m’n hartslag was, maar ik ging helemaal kapot bij het omhoog wandelen. Het werd nog leuker toen we opeens touwen zagen hangen. Tja, daar sta je dan. Je moet omhoog. Dus klauter je zo goed als je kunt. Dit vond ik spannend, maar stiekem wel leuk. Het vereiste volledige concentratie, ‘waar ga ik m’n voet nu neerzetten, waar nu mijn hand?’, is alles wat ik dacht. Renée ging als een berggeit omhoog en ik ploegde m’n weg achter haar aan. Het was maar een afstand van 30 meter, maar toch hè. Je moet bedenken dat ik dat soort dingen normaal nooit doe. We kwamen bij de top en daarna was het nog afdalen door sneeuwvelden naar de berghut. Dat vond ik nu minder eng.
Die laatste hut, de Saarbrückner Hütte, was nog lekker ouderwets. Helemaal van hout, alles piepte en kraakte. De hut werd gerunt door een complete familie. Er was ook een ‘hutopa’, met zo’n gezellig wollen vest. Hij hield zijn kleinkind, een jongetje van 3, in de gaten. Het was echt een genot om bij die hut in het zonnetje te zitten. Het was er gezellig druk, mensen waren wat aan het rommelen. Een groepje tieners hield zich bezig met touwlopen. Er waren er een paar die het echt goed konden. Er waren er ook een paar die duidelijk een oogje op elkaar haden, aandoenlijk om te zien. Bij het eten heerste er een gemoedelijke chaos. We deelden onze tafel met twee Nederlanders, een Duitse man en een Russische vrouw (die ik bijzonder mysterieus vond). De Duitse man leek als twee druppels water op m’n pianoleraar en verrek, hij bleek muziekleraar te zijn! We konden dus lekker babbelen over muziek, altijd prettig.
Dit waren wel de hoogtepunten van de reis. We hebben natuurlijk nog meer wandelingen gemaakt, maar die waren net een tikkeltje minder spectaculair. Al met al was het heerlijk om zo sportief bezig te zijn.
Fotoscore: 444 stuks.
Facebookvrienden kunnen er 40 zien; ik heb ze nog niet online gezet op Picasa.
Comments ()