Episch geneuzel

In het land van mijn dromen ben ik een zwerver.

Met beelden vol kleuren die spreken over hoop en dingen die niet zijn, ben ik als een grijze waas die nog de meeste gelijkenis treft met het fletse beton van beelden over een bloeiende stad. 

Waar de grond zich eeuwig uitstrekt om mij heen zie ik niets om naartoe te gaan, daar mijn verlangen niet berust in een reis, moogt het al ergens berusten waar ik het treffen kan. 

Wat is de reden dat ik mijn zijn verlaag tot een schaamteloos verblijf in de middelmatigheid waar ik mij in bevind. 

Waarom is het toch dat in de dromen van mijn jeugd ik alleen kan vinden wat mij getroffen heeft met tranen die ik niet los kan laten. 

Hoop is een stille liefde, ongeroerd in mij met een zeis waar ik mij steeds aan snijdt. 

Zo bloed ik leeg, met alle kleur die in mij was om mij heen als een rivier van verloren gedachten. 

Rood, het is de enige kleur die mijn handen meer maakt dan werktuigen van mijn lichaam.